Het huis van Farmsum

Geplaatst op door

Het huis van Farmsum.

In de kroniek van Wittewierum wordt na 1350 melding gemaakt van een steenhuis van een zekere Hrodbern waarschijnlijk te Farmsum. Ook komt de naam Rippert voor. Misschien hebben we te al maken met de familie Ripperda. Zeker treffen we Aylwart Rippertha aan in 1323, Thiacko Ryperta in 1344 en de stamvader van de geregelde Ripperdas Uneco (Umke, Uniko) Riperta in 1375.

Deze laatste was hoofdeling en behoorde tot de vetkopers. De Groningers vernielden de ommelander borgen waaronder Uneke’s borg. Zeerovers deden een uitval en doden vele belegeraars. Maar de belegeraars vochten terug en veroverden het huis te Farmsum. Het is onduidelijk of het huis verwoest of intact is gebleven. Volgens een grafschrift in de kerk van Farmsum zou Uncko Ripperda in 1400 gestorven zijn. De Ripperda’s zijn dan reeds een belangrijke familie te Farmsum en omgeving. Het gerucht gaat dat het huis oorspronkelijk een strandroversburcht geweest zou zijn.

De Ripperda’s bezaten ook de proosdij van Farmsum. Het ambt van proost was een geestelijk ambt en de proosdij omvatte oostelijk Fivelingo en de Oldambten. Ook bezaten ze staande jurisdicties, collatierechten, zijl- en dijkrechten in vele dorpen. Hoe ze aan deze rechten gekomen zijn is onbekend. De familie heeft met vervalste oorkondes getracht hun rechten te authoriseren.

De strijd tussen de Ripperda’s en de Groningers duurde voort na 1400 met Haye Rpperda. Zijn zoon Bole komt in 1460 voor als hoofdeling te Farmsum. En diens zoon Unico komt voor als hoofdeling te Oosterwijtwerd en proost van Farmsum. Unico ging in 1474 naar de keizer en probeerde er tevergeefs rechten uit te slepen

Unico had drie zonen en vijf dochters. Haye erfde Farmsum, Focke de goederen te Winsum en Eggerik Oosterwijtwerd. Haye was in late 15e eeuw hoofdeling te Farmsum. Hij was Ommelander gedeputeerde die in 1499 in gijzeling lagen te Emden i.v.m. een niet terugbetaalde lening aan graaf Edzard. Het was oorlog tussen Albrecht van Saksen en Groningen. Het huis te Farmsum werd in 1499 uitgebrand en gesloopt. In 1514 was het al weer opgebouwd want het werd toen ingenomen door de Saksers. In 1504 was Bolo (Hayo’s zoon) eigenaar. Deze was ook nog in 1552 bezitter van het principaal erfhuis. Alleen heeft hij er waarschijnlijk niet permanent gewoond want in 1536 bezette een stadhouder Schenck van Toutenburg het ledige (lege) huis. Bolo stond aan de zijde van de hertog van Gelre. Niet lang na 1552 stierf Bolo. Zoon Hayo was getrouwd met een gelderse en behoorde tot de keizerlijke raad in Gelderland.

Na Hayo’s dood in 1558 vererfde Farmsum op zijn zoon Jacob Ripperda. Deze wist de beeldenstorm uit zijn heerlijkheid te weren. Ook de troepen van Lodewijk van Nassau wilde hij niet toelaten in 1568. Wel ontving hij de Bisschop van Groningen in 1569. Hij schijnt na het verraad van Rennenberg te zijn uitgeweken. Maar hij was ook niet voor de opstand. Hij stierf in 1581 te Rysum en liet Farmsum na aan zijn zoon Joachim. Na hem komt zijn zoon Hero Maurits. Deze kocht in 1630 van Overijsselse en Gelderse familie de heerlijkheden van Holwierde, Marsum, Uitwierde, Solwerd, Delfzijl die hij in datzelfde jaar overdroeg aan de gecommitteerden der Ommelanden. In 1633 toen hij het huis wilde vernieuwen stierf hij, aldus zijn grafsteen in de kerk van Farmsum. Hero maurits stierf op 31-jarige leeftijd en zijn weduwe Elisabeth Clant moest in 1687 het huis wegens schulden verkopen. Het huis is dan een borg uit het water opgetimmerd, met schathuis en toren aan de zijde met drie kamers en een paardenstal, brouwhuis, singels, grachten, bomen, plantages en appelhof, groot ongeveer 12 grazen, visvijver, keukenhof, een ander hofje en een heem, 10 a 12 grazen, met nog 40 grazen en 46 deimten land, Staande jurisdictie over vele dorpen, het dijkgraafschap, het overste schepperschap van Farmsumerzijl en andere rechten.

Koper van het geheel werd Ephraim van Welvelt voor 31.000 gulden. Die het in 1693 weer doorverkocht aan Edzard Rengers van Tuwinga voor 30.000 gulden. Het huis bleef ruim 100 jaar in het bezit van de familie Rengers. Op Farmsum woonden Edzard, gestorven in 1694, Egbert, gestorven 1745, sjouk gerrolt woonde er tot 1747 en daarna Lammert Schotto. Deze verkreeg het van zijn halfbroer. Hij stierf in 1779 kinderloos. Er volgde erfscheiding en zijn moeder Margaretha Bouwina Tjarda van Starkenborgh werd eigenaar. Zij liet het geheel in 1785 na aan haar kleindochter Janette Gabriella van Lintelo en haar man Duco Gerrold Rengers. Verder bepaalde zij dat ze in de kerk van Wittewierum moest worden bijgezet en dat haar wapen boven de deur van het huis te Farmsum moest komen. De laatste Rengers (Duco Gerrold) stierf in 1810. Zijn twee dochters trouwden een Hora Siccama. De erfgenamen verkochten reeds in 1811 het huis op afbraak voor 9336,24 gulden. Twee grote schilddragende leeuwen werden na de afbraak overgebracht naar de havezate Oosterbroek bij Eelde en in 1915 geplaatst in het museum te Groningen. Er was een grootse inventaris. Het borgterrein is in 1882 afgegraven en de grond verkocht. In de naburige dorpen zijn nog veel herinneringen aan de glorietijd van het huis.

BRON: De Ommelander borgen en steenhuizen, ISBN 90 232 2314 4

Dit terrein heeft jarenlang ‘s winters tot ijsbaan gediend, maar omstreeks 1950 is het met scholen bebouwd. Sinds 1974 staat hier ook de molen Aeolus. Deze molen, een achtkante bovenkruier met stelling, gebouwd omstreeks 1811, stond ten zuiden van de oude zeesluis van het Eemskanaal. De sterk vervallen molen werd daar afgebroken en op het Borgshof herbouwd. Na veel tegenslag kon de molen op 12 augustus 1978 geopend worden.

Van de mooie borg is behalve de afbeeldingen op de kaarten van Coenders (17e eeuw) en Beckeringh (18e eeuw) de fraaie pentekening bewaard van Corn. Pronk uit de 18e eeuw. Op deze tekening is de Farmsumertoren op de achtergrond te zien. In het Groninger Museum zijn nog twee grote 17e eeuwse, schilddragende leeuwen, met de wapens Ripperda en Welvelde, aanwezig die afkomstig zijn van de borg.

Zegel van Hero Maurits Ripperda 1630 Zegel van Edzard Rengers 1691